Naar een nieuwe gouden eeuw?
Interventie van Robert Steuckers
Colloquium van de Studiegenootschap "Erkenbrand"
Rotterdam, 14 oktober 2017
Als
we wensen terug te keren naar een gouden tijdperk, d. w. z. naar een gouden
tijdperk dat in overeenstemming met onze echten “roots” is en dat zeker geen
product van een soort sociaal engineering is, een gouden tijdperk dus dat wel
een terugkeer naar bronnen betekent zonder tegelijkertijd een afkeer van
wetenschappelijke of technische vooruitgang te zijn, en niet enkel op militair
vlak, dan is deze terugkeer naar een gouden tijdperk een vorm van
archeofuturisme waarbij de toekomst van onze volkeren door eeuwige en vaste
waarden wordt bepaald. Een terugkeer naar een gouden tijdperk betekent weer
leven te geven aan waarden die zeker in de Astijd der geschiedenis aanwezig
waren of die nog eerder in een verder verleden de geest van onze voorouders hebben
bepaald.
Men
kan die waarden “traditie” noemen of niet, ze zijn wel de bakermat van onze beschaving
die veel dieper wortelen dan de pseudo-waarden van een flauwe of pervers
geworden Verlichting. En als wij de Verlichting beschouwen als een geestelijk
voertuig van perversiteit, bedoelen we het huidige progressivisme dat werkt als
een instrumentarium dat één enkel doel heeft: de oeroude waarden en de waarden
van de Astijd der geschiedenis uit te schakelen. De uitschakeling van deze
waarden belet ons een toekomst te hebben, want wie geen waarden meer in zich
draagt loopt oriënteringsloos in de wereld rond en verliest zijn politieke
“Gestaltungskraft”.
Om
Arthur Moeller van den Bruck te parafraseren die dit in de jaren 20 van de
vorige eeuw schreef; dat het liberalisme na een paar decennia de volkeren doodt
die volgens zijn regels hun leven hebben bepaald. Vandaag, met een hernieuwde
woordenschat, ben ik van mening dat ieder ultra-gesimplificeerde ideologie, die
beweert de Verlichting als inspiratiebron te hebben, de “Gestaltungskraft” van
de volkeren in de kiem smoort. Frankrijk, Engeland, gedeeltelijk de Verenigde
Staten en voornamelijk het verwesterse Duitsland zijn vandaag de voorbeelden
van zo’n dramatische “involutie”.
De
Verenigde Staten en Duitsland mogen wel een uitstekende technische ontwikkeling
hebben vertoond of nog altijd vertonen; of, beter gezegd, bezitten deze beide
mogendheden vanaf het einde van de 19de eeuw een hoog technisch
niveau, er zijn echter talrijke aanwijzingen die wijzen op een volledige
verloedering van hun samenlevingen. In Duitsland gebeurt dat door de toepassing
van een bewuste strategie, de zogenoemde strategie van de
“Vergangenheitsbewältigung”, waardoor het verleden systematisch wordt beschreven
en beschouwd als de bron van het absolute kwaad en dat geldt niet uitsluitend
voor het nationaal-socialistisch verleden. Dit proces speelt in op de eigen
nationale zelfwaardering en induceert een totale aanvaarding van alle mogelijke
politieke of sociale praktijken die de samenleving definitief kelderen, waarbij
de vluchtelingenpolitiek van mevrouw Merkel het summum betekent, een summum dat
de buurlanden uit de Visegrad-Groep niet bereid zijn klakkeloos te accepteren.
In
Frankrijk ziet men een aftakeling van de vroeger heilige sterke staat, die De
Gaulle nog wou handhaven. Eric Zemmour heeft onlangs de geschiedenis van de
“Franse zelfmoord” (le “Suicide français”) op een voortreffelijke manier geschetst.
Daarbij mag nog gezegd worden dat een boek uit de vroege jaren 80 een perfide
rol heeft gespeeld in het ontstaan van een eigen Franse
“Vergangenheitsbewältigung”: dat boek heeft als titel “L’idéologie française”
en werd neergepend door de beroemde Bernard-Henri Lévy. In dat boek worden alle
niet-liberale en/of alle niet sociaal-democratische politieke strekkingen als
fascistisch bestempeld, inclusief sommige belangrijke aspecten van het
archaïstisch Franse communisme, van het gaullisme in het algemeen, en zelfs van
het christelijke personalisme van een aarzelende ideoloog zoals Emmanuel
Mounier. Juist in het boek van Lévy vinden we alle instrumenten van wat een
Nederlander, namelijk de Frankrijk-specialist Luk de Middelaar, heel correct
als “politicide” heeft omgeschreven.
In
naoorlogs Duitsland werd de Verlichting als de filosofische strekking beschouwd
die de Duitsers en de andere Europeanen immuun moest maken tegen het politieke
kwaad. Jürgen Habermas zou dus heel snel de theoreticus par excellence worden van deze nieuwe West-Duitse Verlichting die
het kwade verleden moest uitwissen.
Maar
de gevulgariseerde Habermasiaanse Verlichting, toegepast door ijverige
journalisten en feuilletonisten, is maar een “deelverlichting” voor eenieder
die de culturele geschiedenis van de 18de eeuw nauwkeurig heeft bestudeerd.
De wereld is inderdaad niet zo simpel als de heer Habermas en zijn schare volgelingen
het wensen. De “political correctness” werkt dus op basis van een afgeroffelde
en geknoeide interpretatie van wat eigenlijk in haar verscheidene aspecten de Verlichting
was.
De
Verlichting volgens de “Frankfurter Schule” en volgens haar “Musterschüler”
Habermas, is misschien wel een min of meer legitieme erflating van de 18de
eeuwse Verlichting, maar er zijn ook andere en vruchtbaardere onderdelen van de
historische Verlichting. De huidige politiek correcte Verlichting is enkel een
slechte combinatie van “blueprints”, om de uitdrukking van de Engelsman Edmund
Burke over te nemen, toen hij de bloedige uitspattingen van de Franse revolutie
beschreef. Burke is inderdaad geen obscurantist of een aanhanger van een oubollige
scholastiek. Hij bekritiseert de Franse revolutie, omdat die een valse
interpretatie van de rechten van de mens suggereert. Er zijn dus andere
mogelijkheden om de rechten van de mens te interpreteren, eerst en vooral omdat
het Ancien Régime geen juridisch woestijn was en omdat de concrete
gemeenschappen wel goed geprofileerde rechten hadden.
Later
ontstond er in de Keltisch-sprekende randgebieden van het Verenigd Koninkrijk
en in het bijzonder in de Ierse Republiek een andere manier om aan de burgers
rechten te garanderen zonder de verlichte geest van emancipatie te negeren en
ook zonder de Keltische roots van Ierland te loochenen. Na de Tweede Wereldoorlog,
hebben Ierse juristen en ministers, volgens het VN-boekje over de mensenrechten
en volgens hun eigen Pankeltische ideologie, de Franse Republiek laten veroordelen
nadat ze het onterecht veroordelen of vermoorden van Bretoense militanten had
verdedigd. En, opgelet, deze Ierse minister McBride was de voorzitter van
Amnesty International en werd later Nobelprijs winnaar in 1974. De Republiek,
die Lévy beschouwt als een stelsel dat het summum van politieke correctheid zou
belichamen, werd destijds veroordeeld wegens schending van de mensenrechten!
Verder,
omdat wij het hier over een gouden tijdperk hebben, bestaat er ook zoiets dat
jammer genoeg in vergetelheid is geraakt in continentaal Europa: de Verlichting
volgens Johann Gottfried Herder, die gelukkig een soort bescheiden comeback
kent in de Altright beweging in de
Angelsaksische wereld.
Volgens
Herder, als belichaming van de Duitse 18de eeuwse Verlichting,
moeten wij twee principes respecteren en als leidende beginsels steeds
gebruiken: “Sapere aude” (Durf te weten) en “Gnôthi seauton” (Ken jezelf). Er
bestaat geen echte Verlichting, volgens deze Evangelische dominee uit Riga in
het huidige Letland, zonder deze beide principes te vereren. Zou een
filosofisch-politieke strekking beweren dat ze “verlicht” is zonder dat ze
aanneemt dat men over de “Schablonen” of de gemeenplaatsen durft denken, die
momenteel heersen en de samenleving tot een gevaarlijke stilstand leiden, dan
is zulk een Verlichting geen reële en efficiënte Verlichting, maar een
instrument om een dwingelandij op te leggen. Een volk moet dus zichzelf kennen,
terug naar de oeroudste bronnen keren om werkelijk weer vrij te worden. Er
bestaat geen vrijheid als er geen geheugen meer bestaat. Werken aan het opwaken
van het slapende geheugen betekent aldus de allereerste stap naar de herovering
van de vrijheid, en uiteindelijk van de capaciteit, vrij en nuttig te handelen
op internationaal niveau. Herder vraagt ons dus om terug naar de bronnen van
onze eigen cultuur te keren zonder de perverse wil om deze “roots” uit te
wissen.
Een
gouden tijdperk kan alleen in de Europese samenleving terugkeren als de
politieke instellingen van de valse en oppervlakkige Verlichting en van de
politieke correctheid door een nieuwe en krachtige Verlichting volgens de
denkwegen van Herder wordt vervangen. Heidegger zou juist hetzelfde zeggen,
maar wel in andere woorden: voor de filosoof van het Zwarte Woud en het
“Schwabenland”, was de Europese beschaving slachtoffer van “het onkruid van de
Westerse metafysiek”, welk onkruid opgeruimd moest worden, waarmee “een nieuwe
dageraad kon ontstaan”. De woordenschat, die Heidegger gebruikte, is
ongelofelijk moeilijk voor de gewone leek. De Amerikaanse docent filosofie
Matthew B. Crawford schetst op een korte en bondige manier de bedoeling van
Heidegger: voor Crawford van de Virginia University is de “Westerse metafysiek”
van de Duitse filosoof eenvoudigweg de pseudo-verlichte janboel van Locke &
Co, dus de Engelse of Franse Verlichting, die geen contact met de werkelijkheid
meer heeft of beter gezegd geen contact met het concrete wil hebben. Er bestaan
dus twee “Verlichtingen”, de organische van Herder en de abstracte van de
anderen, die de werkelijkheid en het werkelijke verleden van de volkeren
weigeren.
In
dit perspectief stelt Crawford vast, dat iedere samenleving, die onder de
invloed van de officiële interpretatie van de Verlichting blijft stagneren, gedoemd
is af te takelen en uiteindelijk te sterven. Daarom nam hij ooit afscheid van
zijn katheder en ging een garage voor Harley-Davidson motorfietsen openen, om
heel reëel de geur van olie, benzine en leder te genieten, om naar de muziek
van het gereedschap op metaal te kunnen luisteren. Uiteraard hebben wij hier
met een voor een docent filosofie zeldzame terugkeer naar het concrete van doen.
Op politiek, maar ook op economisch en sociaal vlak betekent het, dat wij de
wereldvreemdheid van het huidige systeem in al zijn facetten hardnekkig moeten
verwerpen. Daar ligt inderdaad onze hoofdopdracht. Eigenlijk heet dat vechten
om het concrete te redden, wat ook uiteindelijk de bedoeling van Heidegger in
alle aspecten van zijn reusachtig filosofisch werk was.
Dat
betekent niet noodzakelijk een rage om een nieuw totalitair stelsel te promoten,
wat misschien voor een tijdje de wens van Heidegger was, maar zeker en vast de
wil om de vrijheid van de burgers en volkeren te redden tegen een systeem dat
een werkelijke dwangbuis aan het worden is. Naast Heidegger, die in Duitsland
was gebleven, is er ook in het wereldje der filosofen zijn vroegere studente en
maîtresse Hannah Arendt, die meer bepaalt in haar nieuwe Amerikaanse vaderland
voor de vrijheid heeft gepleit tegen de banaliteit van onze Westerse liberale
samenlevingen en van het Sovjetcommunisme. En inderdaad, na de val van het
communisme in Rusland en Oost-Europa, heeft de Verlichting van Habermas en zijn
volgelingen tot een absolute beperking van de burgerlijke vrijheden in
West-Europa geleid, heel eenvoudig omdat in de ogen van de machthebbers in
bijna alle Europese staten niets meer MAG bestaan, dat vroeger een ruggengraat
aan ieder welke samenleving gaf. In naam van een abstracte en wereldvreemde
vrijheidsnotie worden de wortels van iedere samenleving afgekapt, waarmee men de
verbintenis tussen identiteit en vrijheid negeert.
Er
bestond in de 18de eeuw een nog andere Verlichting, een derde
Verlichting, namelijk de Verlichting van de “verlichte despoten”, die hun
landen hebben gemoderniseerd op alle praktische vlakken, zonder tegelijkertijd
de traditionele waarden van hun volkeren te vernietigen. Voor de “verlichte
despoten”, zoals Frederik van Pruisen, Maria-Theresa of Jozef II van
Oostenrijk, Catharina II van Rusland of Karel III van Spanje, betekende
Verlichting de technische modernisering van hun land, het bouwen van straten en
kanalen, een moderne stedenbouw, een efficiënt corps van bekwame ingenieurs in
hun legers, etc. De allereerste functie van een staat is inderdaad zulke
werkzaamheden mogelijk te maken en het leger steeds paraat te houden voor
iedere dreiging, volgens het Latijnse motto “Si
vis pacem, para bellum”.
Dit
brengt ons weer naar onze huidige dagen: iedereen in deze zaal is zich wel
bewust dat zelfs ieder onschuldige en ongevaarlijke poging onze identiteit te
verdedigen door de wakende honden in het medialandschap als fout kan worden beschouwd,
met het welbekende risico naar een bruin hoekje verbannen te worden. Maar onze
tijdgenoten zijn zich minder van een ander dodelijk gevaar bewust: de
aftakeling van industriebranches overal in Europa, dankzij het verfoeilijke
neoliberale principe van delocalisatie, waarbij men moet weten dat het
neoliberalisme de gekste gedaanteverwisseling van de heersende Verlichting is.
Delocaliseren betekent juist de erfenis van de “verlichte despoten” te
verloochenen, ofwel de ideeën van een geniale 19de-eeuwse economist
en ingenieur zoals Friedrich List. (wiens principes nu uitsluitend door China
worden uitgebaat, wat het succes van Beijing klaar en duidelijk kan uitleggen)
De Gaulle, die Clausewitz als jonge gevangene officier in Ingolstadt gedurende
de 1ste wereldoorlog volledig had doorgelezen, was een aanhanger van
deze twee concrete Pruisische denkers. Hij trachtte in de jaren 60 van de
vorige eeuw hun principes in Frankrijk te realiseren. Het is dit “verlicht”
werk dat stap voor stap werd vernield, volgens Zemmour, zodra Pompidou aan de
macht kwam: het heel recente verkoop van het hoogtechnologisch bedrijf Alstom
door Macron aan Amerikaanse, Duitse, Italiaanse consortiums betekent bijna het
einde van het proces: Frankrijk ligt nu bloot en kan niet meer beweren dat het nog
een grootmacht is. De Gaulle draait zich om in zijn graf, in het afgelegen
dorpje Colombey-les-deux-églises.
Dus
de valse, heersende Verlichting eist bloeddorstig twee slachtoffers: de
identiteit als geestelijke erfenis, die totaal uitgewist moet worden en de
economisch-industriële structuur van ieder land, zij het van een grootmacht of
een kleinere mogendheid, die vernield dient te worden. Deze ideologie is dus
werkelijk gevaarlijk op alle vlakken en dient zo gauw mogelijk en definitief
opzijgelegd te worden. De zogenaamde “liberal democracies” riskeren vroeg of
laat een langzame dood als dat van een kanker- of Alzheimerpatiënt, terwijl de
“illiberal democracies” à la Poetin of à la Orban, of op Poolse wijze, of het
confuciaans Chinees systeem, stilaan en stilzwijgend de overhand krijgen en
harmonieus bloeien op sociaal en economisch vlak. De totale amnesie en de
totale ontwapening, die de Lockistische Verlichting van ons eist, verzekert ons
van maar één lot: het uitsterven in schande, armoede en verloedering.
Het
geneesmiddel is heel duidelijk en laat zich in één toverwoord samenvatten,
“archeofuturisme”, door Guillaume Faye ooit uitgedokterd: d. w. z. de troeven
te bundelen die bestaan uit de bronnen die Herder eenmaal zong, de organisatie
van de staat volgens Clausewitz, de organisatie van de economie en het bouwen
van infrastructuren zoals List het preconiseerde.
Crawford,
de professor-garagehouder, stelt een nog veel langere lijst van gevaren vast,
die voortvloeien uit wat hij het Engelse verlichte “Lockisme” noemt. Deze
versie van de Verlichting heeft een wereldvreemde houding tegenover de
geschiedenis en de algemene werkelijkheid laten ontstaan, wat Heidegger later,
volgens Crawford, de “Westerse metafysiek” zal noemen. In de ogen van de
eremiet van Todtnauberg betekent deze metafysiek een afkeer van de werkelijke
en organische feiten, van het leven tout
court, ten gunste van droge en onvruchtbare abstracties die de wereld en de
organisch gegroeide samenlevingen en staten naar een zekere implosie en een
zekere dood brengen.
In
de zogenaamde “Nieuw Rechtse” kringen nam de kritiek van de Verlichting in een
eerste stap de gedaante van een kritiek op de nieuwe ideologie van de
“mensenrechten”, die onder President Carter vanaf 1976 ontstond om de
betrekkingen met de Sovjetunie te vermoeilijken en de Olympische Spelen in
Moskou te kelderen. De nieuwe diplomatie van de mensenrechten, die toen
ontstond, werd terecht als breuk met de klassieke diplomatie en de realpolitik
van Kissinger beschouwd. Om deze nieuwe ideologie in de internationale betrekkingen
te promoten werd er een regelrecht, metapolitiek offensief gevoerd, met alle
middelen van de ervaren Amerikaanse soft
power. Er werden instrumenten in de heksenkeukens van de geheime diensten ontworpen,
die aan ieder nationale context aangepast werden: in Frankrijk en voor de
Franstalige omgeving was het instrument de zogenaamde “nouvelle philosophie”
met figuren zoals Bernard-Henri Lévy en André Glucksmann. Vanaf het einde van
de jaren 70 zijn de grof geknutselde standpunten van voornamelijk Lévy altijd
overeengekomen met de geopolitieke doelen van de Verenigde Staten, tot en met
de gruwelijke dood van Kolonel Khadafi in Libië en zijn huidige steun aan de
Koerden in Irak en Syrië.
Tegenover
deze enorme middelen van de soft power,
had Nieuw Rechts weinig kans om gehoor te krijgen. En de argumenten van zijn
sprekers, alhoewel in het algemeen juist, waren tamelijk zwak op filosofisch
vlak, even zwak kan ik nu zeggen als degenen van Lévy zelf. De toestand heeft
zich sinds enkele jaren gewijzigd: de geknutselde ideologie van de
mensenrechten en van de pseudo-diplomatie op internationaal niveau, die ze
begeleiden en die tot een lange reeks rampzalige resultaten hebben geleid,
ondergaan nu scherpe kritiek vanuit alle mogelijke ideologische hoeken. Twee
Brusselse professoren, trouwens van de linkse Universiteit van Brussel, Justine
Lacroix en Jean-Yves Pranchère, hebben het oude dossier van de mensenrechten klaar
en duidelijk samengevat. De ideologie van de mensenrechten wordt steeds
gebruikt om geërfde instellingen of zelfs rechten te kelderen, zoals Burke het
onmiddellijk na de uitroeping ervan bij het begin van de Franse Revolutie kon
observeren. Burke was een figuur van het Britse conservatisme. Later werd deze
ideologie ook door linkse en liberale krachten bekritiseerd. Jeremy Bentham en
Auguste Comte beschouwden ze als een hindernis voor het “algemeen belang”; Marx
vond dat ze de kern van de burgerlijke ideologie waren en dus ook een hindernis,
maar ditmaal tegen de emancipatie van de brede massa’s. Wij kunnen vandaag de
dag deze ideologie evenwel als een instrument van een buiten-Europese
mogendheid bekritiseren, maar ook als een instrument van de algemene subversiviteit
die zowel geërfde instellingen als traditionele volkse rechten uitwissen wil.
Deze ideologie heeft ook geen maatschappelijk nut meer, daar men ermee geen enkel
probleem kan oplossen en zich er alleen maar nieuwe onoplosbare toestanden
creëren. Dus zijn alle mogelijke kritieken op de mensenrechten nuttig om een
breed front te laten ontstaan tegen de politieke correctheid, waarbij de eerste
stap altijd de wil moet zijn, de rechten, de samenlevingen en de economie terug
in hun organische en historische omgeving te brengen.
Voor
Crawford leiden de subversieve Verlichting à la Locke en haar talrijke avataren
naar de hedendaagse ziekte, die in het bijzonder kinderen en jongeren treft:
het verlies van de “capaciteit, steeds aandachtig te zijn” of wat Duitse
pedagogen zoals Christoph Türcke de “Aufmerksamkeitsdefizitkultur” noemen. Onze
jonge tijdgenoten zijn dus de laatste slachtoffers van een lang proces, die
twee, drie eeuwen geleden, zijn aanvang kende. Maar dit is ook het einde van
het subversieve en “involutieve” proces, dat ons naar een “Kali Yuga” heeft
geleid. De mythologie vertelt ons dat na de Kali Yuga een nieuwe gouden
tijdperk zal beginnen.
In
de donkere tijden voor dit nieuwe gouden tijdperk, dus in de tijden die wij nu
beleven, is de eerste taak van degenen die zich van deze verloedering bewust
zijn, hyperaandachtig te zijn
en te blijven. Als de Verlichting à la Locke of de “Westerse metaphysiek” ons
de concrete wereld als een verdoemenis beschreef, die niet waardig was de
aandacht van de filosoof of de intellectueel aan te trekken, als deze
Verlichting de realiteit als een miserabele hoop onwaardige spullen zag, als de
ideologie van de mensenrechten de geschiedenis en de realisaties van onze
voorouders ook als onwaardig of zelfs als crimineel beschouwde, wil de
Verlichting à la Herder juist het tegendeel. De volkse/organische Verlichting
van Herder wil juist aandacht
besteden aan “roots” en bronnen, aan geschiedenis, literatuur en volkse
tradities. De echte politieke en strategische doelen, die de “verlichte
despoten” en de aanhangers van Friedrich List in hun respectievelijke staten en
samenlevingen ontplooien, eisen van de politieke verantwoordelijken een
constante aandacht voor de fysieke werkelijkheden van hun landen, om ze te
beheren of om ze zo te “gestalten” dat ze nuttig worden voor de volkeren die
erin leven. Terug te keren naar een gouden tijdperk betekent dus afscheid te
nemen van alle ideologieën, die de aandachtcapaciteit van de successieve
generaties heeft vernietigd, tot de catastrofe die wij nu beleven.
Maar
als de wil de aandacht op het concrete terug te vestigen een langdurig proces
is, zal er toch noodzakelijk een tijd voor de kairos moeten komen. Kairos is de
Griekse god voor de sterke tijd, terwijl Chronos de god is van de meetbare
tijd, van de saaie chronologie, van wat Heidegger de “Alltäglichkeit” noemde.
De Nederlandse Joke Hermsen heeft drie jaar geleden een boek over de kairos geschreven:
de sterke tijd, die hij mythisch belichaamt, is de tijd van de beslissing, van
de conservatief-revolutionaire “Entscheidung” (bij Heidegger, Schmitt en
Jünger), waar geschiedenis wordt gemaakt. Kairos is de god van “het goede
moment”, wanneer kansrijke volkskapiteinen het lot, het “Schicksal”, letterlijk
vastpakken. Kairos is een jonge god met een bosje haar op zijn voorhoofd. Dat
bosje moet de gelukkige, die het lot zal bedwingen, vastpakken. Een daad die moeilijk
is, ook niet door eenvoudige berekening te voorzien is, maar als het gebeurt worden
nieuwe tijden geboren en kan een nieuw gouden tijdperk gestart worden. Omdat
nieuwe “Anfänge” leiden de taak is van de authentieke mens, volgens Heidegger
en Arendt.
Misschien
is er hier iemand die vroeg of later het bosje haar van Kairos zal vastpakken.
Daarom heb ik dat hier Diets willen maken.
Ik
dank jullie voor jullie aandacht.
Commentaires
Enregistrer un commentaire