Ecologie en identiteit: welke politieke filosofie?


Ecologie en identiteit: welke politieke filosofie?

Nieuwe polarisering

De goede scores van de Franse Groenen, de ­hardnekkigheid van de West-Duitse Grünen en de resultaten van de Ecolo’s in Brussel en Wallonië verplichten alle politieke activisten, ongeacht hun achtergrond, een samenhangend ecologisch discours te ontwikkelen. Voor het komende decennium, voor de eerste decennia van de 21e eeuw, tekent zich inderdaad een nieuwe polarisering af tussen enerzijds de nationale identiteiten, gedreven door een sterk historisch besef, en anderzijds de Groenen, die ernaar streven de leefomgeving van onze volkeren zo harmonieus mogelijk in stand te houden. Deze polarisering zal de oude tegenstellingen tussen aanhangers van het liberale laissez-faire en ­aanhangers van de verzorgingsstaat geleidelijk marginaliseren.­ Dit is in ieder geval wat een Amerikaans professor, Peter Drucker vaststelt. Dat is quasi-officieel standpunt. Het liberalisme is in al zijn vormen gedoemd om te verdwijnen en zullen slechts een erfenis van ­morele en sociale verwoestingen nalaten. Behoud is vandaag inderdaad een bittere noodzaak: het behoud van een historisch bewustzijn en het behoud van een concrete leefomgeving tegenover de waan van een tabula rasa en tegen het messianisme, dat met een vulgaire, commerciële glimlach een betere toekomst belooft. Deze nood vereist een collectieve mobilisering; talrijke reflexen worden nutteloos, met name het even obsessionele als methodologisch individualisme, dat kenmerkend is voor het liberalisme, met zijn heilige afschuw van gestructureerde collectieve verplichtingen die de lange termijn voor ogen houden en die zich niet willen laten afleiden door de verlo kkingen van het moment (presentisme in sociologisch jargon).

Hedonisme als telos

Het politiek en economisch liberalisme heeft de marktmentaliteit voortgebracht. Dat is een feit. Ook al menen sommige Hayek-volgers te kunnen bewijzen dat het anders had kunnen aflopen. Maar speculeren over wat had kunnen zijn, heeft weinig zin. De geschiedenis toont ons de langzame maar zekere involutie van Adam Smith’s theoretisch liberalisme naar het ­totale sociale verval in de hooligans van Manchester of Liverpool, in de crackheads van de Bronx of in de zonovergoten decadentie van Californië. De liberale fantasie van de ­oneindige vervolmaking­, die in haar zuiverste vorm door Condorcet werd geformuleerd, heeft volkeren verleid tot een koortsachtige zoektocht naar kortstondige genoegens, kleine paradijzen van passiviteit en demobilisering. Het hedonistische genot van het moment werd zo de telos (het doel) van de massa’s, terwijl de eerder puriteinse winnaars wedden op de onmiddellijke rentabiliteit van hun investeringen. Het ­onmiddellijke genot en de onmiddellijke rentabiliteit vergen twee slachtoffers: de geschiedenis (de tijd), die ­vergeten en verdrongen wordt, en het milieu (de ruimte), dat verwaarloosd en geplunderd wordt. Beide zijn het fundament van een gezonde maatschappij en zijn vereisten om weerstand te bieden aan de alles kan en alles mag-ideologie die we nooit helemaal kunnen uitroeien.

Dit schrijnende resultaat van het toegepast liberalisme, van deze mechanistische wereldbeschouwing en van deze moraliserende supplementen voor de ziel (een moraal die zijn rechtvaardiging in zichzelf vindt, een moreel masker waarachter het ongetemperde verlangen schuilgaat om alles te bezitten en te beheersen) maakt de volgende elementen noodzakelijk:

1. een filosofie die rekening houdt met de lange termijn, met behoud van

– de bronnen van het historisch bewustzijn, dat een opslagplaats is van verworven en ­concrete antwoorden ­op de uitdagingen van de wereld,

– het potentieel van de ruimte en het milieu bewaren ­voor toekomstige generaties;

2) een politieke praktijk die moraliserende en manipulatieve toespraken uitsluit, gratuite en a fortiori ­onbenullige toespraken, en gewauwel dat afleidt en vitale energieën in slaap wiegt.

Nood aan strategie

In het licht van de huidige staat van de wereld en de polarisering dienen wij een nauwkeurig gedefinieerde  strategie te volgen om te ­voorkomen dat de overlevenden van het liberale bourgeoisisme het kamp van de voorvechters van de identiteit kunnen infiltreren, en om te voorkomen dat dat de overlevenden van het karikaturale egalitarisme van oud links, dragers van ressentiment, in het kamp van de “eco-bewuste identitairen terechtkomen. Deze strategie kan aanmatigend lijken: ­hoe kunnen wij concreet een dergelijke tweeledige opdracht volbrengen en vooral, hoe kunnen wij een strategie consolideren die zo los lijkt te staan van de dagelijkse strijd, boven het partijgewoel staat en niet-manicheïstisch is, ­en zo ­ogenschijnlijk ­onverzoenlijke tegenstellingen verzoent? De Gramsciaanse tradities en de metapolitiek hebben ons één ding geleerd: niet bang te zijn voor theorieën (vooral als ze de ­coincidentia oppositorum beogen); aandacht te hebben voor zelfs de meest onbeduidende beweging in de wereld van ideeën, geduld te oefenen en er rekening mee te houden dat het soms tien, twintig, dertig jaar of langer nodig kan duren vooraleer een idee zijn weg vindt naar ons dagelijkse leven. Het organiseren van een onbuigzame falanx van hyperbewuste individuen is het enige recept om het volk op lange termijn een samenhangend corpus te kunnen bieden dat als basis zal dienen voor een nieuw recht en een nieuwe grondwet, bevrijd van het samenraapsel van fantasmen en anomalieën van de voorbije 250 jaar.

Obscurantistisch liberalisme

De opdracht van een denktank bestaat erin bibliotheken en doctrinaire corpussen, de werken van filosofen en sociologen, de onderzoeken van historici nauwgezet te bestuderen, ten einde uiteindelijk een samenhangende, flexibele ideologie te smeden, die klaar is om door brede lagen van de bevolking te worden begrepen en deel uit te maken van de dagelijkse politieke praktijk. De ideologieën die ons hebben overheerst en nog steeds overheersen, komen alle voort uit een mechanistische, idealistische, moraliserende ideologische matrix. Het liberalisme komt voort uit de ­mechanistische filosofieën van de achttiende eeuw en het moraliserende en hedonistische idealisme van de Engelse utilitaristen. Dit liberale ideologische geknoei liet geen ruimte voor een vruchtbare verkenning van het verleden: in zijn ­methodologie was geen plaats meer voor een vergelijkend historisch onderzoek, d.w.z. de wil om te verwijzen naar de vroegere daden van zijn volk om te leren hoe men de uitdagingen van het heden het hoofd moet bieden. Het geheugen is zelfs dermate het bindende element van gemeenschappen (waarin, in een holistische synergie, economische, psychologische en historische elementen nauw verweven zijn), dat ene Jacques Bude kon aantonen dat het liberalisme een obscurantisme was, ­vijandig tegenover elk sociologisch onderzoek, tegenover elk onderzoek van sociale aggregaten (beschouwd als vooroordelen zonder enige waarde).

Bovendien heeft de lineaire geschiedenisfilosofie, die het liberalisme volgt in zijn streven naar een oneindige vervolmaking van mens en maatschappij, geleid tot een onbeperkte en ondoordachte exploitatie van de hulpbronnen van de planeet. Een praktijk die ons op de drempel heeft gebracht van rampen die gemakkelijk kunnen worden opgesomd: de vervuiling van Siberië en de Noordzee, de toenemende woestijnvorming in de mediterrane gebieden, de verwoesting van het Amazonewoud, de anarchistische ontwikkeling van de grote steden, het niet recycleren van industrieel afval, enz.

Marxisme en liberalisme

Het marxisme is een ontworteld socialisme, gebaseerd op de economische methoden van de Engelse, liberale school van Malthus en Ricardo. Het marxisme heeft net als het liberalisme nagelaten rekening te houden met het belang van het onderscheid tussen volkeren en heeft ook geen grenzen gesteld aan de kwantitatieve exploitatie van de rijkdommen van de wereld. Uiteindelijk is het de mislukking van de mechanistische praktijken van links en rechts die we vandaag de dag zien, met als beste voorbeeld de ecologische catastrofes van landen die ooit onderworpen waren aan het harde bewind van het “echte socialisme”. Dit wereldmechanicisme, dat al bijna een eeuw lang filosofisch niet meer te verdedigen valt, zal geleidelijk worden vervangen door een  globaal organicisme. De politiek-juridische praktijken, de ­dominante ideologie van de ­instellingen, met name in Frankrijk en België, zijn nog stevig geworteld gebleven in die mechanistische bodem.

Alternatief uit Vlaanderen

De Vlaamse Beweging, gesteund door de sociologen van de Politieke Akademie die in de jaren 1930 door Victor Leemans in Leuven was opgericht, kwam met een alternatief. De zuivering van 1944-51, de christendemocratie en een ­hardnekkige inquisitie die nog steeds niet ontwapend is hebben hun best gedaan om dat alternatief in de kiem te smoren. Nu moet dit alternatief, en elk ander levensvatbaar alternatief, vertrekken van een degelijke bron van de  de grondslagen ervan. Wat zijn deze fundamenten? Wat is de de genealogie van onze huidige standpunten? De neo-liberalen hebben Adam Smith, Mandeville, Condorcet, Paine, Constant, enz. opgegraven. Wat levert de archeologie van onze eigen denkwereld op, waarin historisch en ecologisch bewustzijn samengaan:

– Teksten uit het einde van de 18e eeuw, waarin men voor het eerst terughoudendheid tegenkomt tegenover van de mechanisering/detemporalisering van de wereld, aangedreven door absolutistisch/modernistische staten, opgevat als machines die in stand worden gehouden door horlogemakers. De revolutionaire ideologie zou het ­filosofisch-politieke mechanicisme van het absolutisme overnemen. De hysterie van revolutionaire slachtpartijen, gezien als een negatief resultaat van ideologisch mechanicisme, zet filosofen ertoe aan hun visie op politiek en de staat te her-temporaliseren en te revitaliseren. In zijn Kritiek van het oordeelsvermogen (1790) ­maakt Kant, een voormalig exponent van de ­Verlichting, een radicale ommezwaai: politieke gemeenschappen zijn geen min of meer complexe tandradsystemen, maar Naturprodukte (produkten van de natuur) bezield en gedreven door een innerlijke kracht die moeilijk door de rede te onderscheiden is. De dichter Schiller zal het stokje overnemen van de filosoof uit Königsberg en deze nieuwe aandacht voor realiteit van de organische wereld populariseren. In deze late Kant, komt het organicisme dat wij verdedigen op gang. Bepaalde liberalen, kosmopolieten en universalisten beroepen zich op de ­Kant van vóór 1790; de filosoof van Königsberg had nochtans de impasse van het zielloze mechanicisme ingezien… Laten we anderzijds opmerken dat Konrad Lorenz veel van ­zijn intuïties ­aan het ­werk van Kant ­ontleende­; maar laten we niet vergeten dat hij tegelijkertijd twee kwaden van onze tijd met de grond gelijk maakt a) het egalitarisme, dat de ontelbare en “differentiërende” virtualiteiten van de mens steriliseert, en b) het kwantitativisme, dat het ecosysteem vernietigt. Onze filosofische as vertrekt van Kants ommezwaai naar Konrad Lorenz’ zeer actuele en baanbrekende organicistische kritieken en, ­sinds zijn dood, van de biologische epistemologie van zijn opvolgers (Rupert Riedl, Franz Wuketits). Zo formuleren wij een dubbel antwoord op de uitdagingen van het einde van deze eeuw:  de noodzaak om terug te keren tot de concrete en doorleefde geschiedenis van onze volkeren, om de massa’s weg te leiden van het hedonisme en het narcisme van de consumptiemaatschappij, en de noodzaak om maatregelen te treffen om het milieu te beschermen, d.w.z. de Aarde, de Tellurische Matrix van de romantici en de ecologisten…


De epistemologische revolutie van de Romantiek vormt voor ons de immense en vruchtbare voedingsbodem waaruit wij de ontelbare facetten van onze benaderingen putten, zowel vanuit het identiteits-/nationale perspectief als vanuit het eco-bewuste perspectief. Het was een oud-professor aan de Faculteit der Letteren in Straatsburg, Georges Gusdorf, die in zijn kolossale werk het immense potentieel van de ­wetenschappelijke romantiek aan het Franstalige publiek heeft onthuld. ­Voor hem kan de Romantiek, in haar Duitse versie, populaire energieën mobiliseren, terwijl de Franse Romantiek demobiliserend, individu-subjectief en narcistisch is, ­zoals Maurras, Lasserre en Carl Schmitt al eerder hadden opgemerkt. In Duitsland ­ademt­ de Romantiek ­een visie op de mens, waarin de mens noodzakelijkerwijs belichaamd is in een volk en in een land, een ­visie die hij, in navolging van Carus, antropo-cosmo-morfisme noemt. Gusdorf benadrukt het ­centrale belang van de Totalorganizismus vanSteffens, Carus, Ritter en Oken. Daarin is de mens ingebed in de kosmos en gaat het erom zijn kosmische gevoeligheid, uitgewist door het steriele intellectualisme van de 18de eeuw, te herstellen. Onze lichamen zijn leden van de Aarde. Ze zijn er onlosmakelijk mee verbonden. Het geheel staat ontologisch boven de delen, moeten wij de Aarde, als basis en matrix, respecteren. Filosofie en biosofie (het woord is van de Zwitserse filosoof Troxler) worden door elkaar gehaald. De terugkeer van het denken naar dit ­antropocosmomorfisme, naar deze nieuwe duik in een concreet en tellurisch wezen, moet gepaard gaan met een metapolitieke revolutie en een politiek offensief dat het recht en de juridische, politieke en bestuurlijke praktijken zuivert van alle steriliserende rommel die de schematische ideologieën van het mechanicisme van de 18de eeuw hebben achtergelaten.


In het kielzog van de conservatieve revolutie publiceerde de broer van Ernst Jünger, Friedrich Georg Jünger (1898-1977), Die Perfektion der Technik (1939-1946), een ernstige kritiek op de mechanica van de ­Westerse filosofie sinds Descartes. In 1970 richtte hij met Max Himmelheber het tijdschrift Scheidewege op, dat tot 1982 werd uitgegeven. Ook dit werk vormt een aanzienlijk arsenaal voor de kritiek op het ­westerse waanidee van oneindige en lineaire vooruitgang en op haar concrete gevolgen, die niet meer te ontkennen zijn.

Tenslotte wordt in de postmoderne filosofieën, die kritisch staan tegenover de “grote verhalen” van de ideologische moderniteit, ­de fantasie van een betere wereld aan het einde van de geschiedenis of van oneindige volmaakbaarheid ­definitief van de agenda geveegd.

In de metapolitieke sfeer, die niet in hogere sferen vertoeft maar de voorkamer van de politiek vormt, wacht deze onbuigzame falanx van hyperbewuste activisten, waarover ik zojuist gesproken heb, de taak om systematisch de vier hierboven genoemde grondslagen en teksten te onderzoeken, teneinde argumenten te verzamelen tegen alle op het verleden gerichte standpunten die zouden kunnen infiltreren in de twee nieuwe politieke kampen in wording. De restanten van het liberalisme opsporen net als de schematiseringen van een domweg agressief religieus fundamentalisme ­- dat meer in de psychiatrie thuishoort dan in de politiek, het opsporen van de destructieve ideologieën  die uiteindelijk de ecologische beweging verzwakken, het opsporen van de infiltratie van reflexen die ontleend zijn aan de tot dan toe overheersende vulgaat : dat zijn de taken die moeten worden vervolmaakt, taken die ­voortdurende aandacht en mobilisering vereisen. Eerst moeten wij ons een andere visie op de wereld ­eigen gemaakt­ hebben. Enkel met de juiste intellectuele bagage kunnen de activisten van onze onbuigzame falanx hun taak volbrengen en, in tegenstelling tot onze tegenstanders die de laatsten van gisteren zijn, de voorlopers van onze toekomst zijn.

Vertaling: rv

Oorspronkelijke tekst: Quelle philosophie politique de l’écologie? – VOULOIR (hautetfort.com)

Commentaires